Omgevingswet
Het is de bedoeling dat de gemeentelijke regels over het kappen van bomen in het omgevingsplan komen. De gemeenten hebben tot maar liefst 1 januari 2032 de tijd om één omgevingsplan voor de gehele gemeente vast te stellen dat in de plaats komt van de meestal vele bestemmingsplannen. Op genoemde datum vervallen de regels over kappen van bomen in de verordeningen van gemeenten die nog geen omgevingsplan hebben vastgesteld.
Bij het snoeien, kappen, rooien en verwijderen van bomen dient iedereen zich te houden aan de regels zoals vastgelegd in de Omgevingswet. Wanneer u in of om het huis, bedrijfspand of in de openbare ruimte aan het werk gaat dan moet u rekening houden met groeiplaatsen en holen of nesten van in het wild levende planten- en diersoorten. De Wet natuurbescherming verplicht u om zorgvuldig te handelen. Als u weet of vermoedt dat uw activiteiten gevolgen kunnen hebben voor beschermde flora en fauna moet u daarom voorzorgsmaatregelen nemen om die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Volgens de omgevingswet is het verboden om beschermde diersoorten te doden en om rust- of verblijfplaatsen van beschermde planten- en diersoorten opzettelijk te verstoren of te vernielen.
Welke nesten van vogels zijn beschermd?

Alle van nature in Nederlands voorkomende soorten vogels.
Er wordt onderscheid gemaakt in twee soorten:
- Soorten die het hele jaar hun nest gebruiken. Hieronder vallen een aantal roofvogels en uilen maar ook de huismus en de gierzwaluw. Nesten van deze soorten zijn het hele jaar beschermd.
- Nesten van overige, meer voorkomende, soorten zijn alleen gedurende het broedseizoen (gemiddeld van half maart t/m half augustus) beschermd.
Hoofdpunten Omgevingswet

De volgende artikelen zijn van belang bij het kappen, vellen, rooien en verwijderen van bomen:
Het is verboden (beschermde) dieren opzettelijk te verontrusten,
Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van (beschermde) dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren,
Het is verboden eieren van (beschermde) dieren te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.
Als het kappen, rooien, weghalen of snoeien van bomen wél de rustplaatsen van beschermde diersoorten schade toebrengt, moet ervoor gezorgd worden dat schade wordt voorkomen door niet te kappen, dat de schade beperkt blijft of ongedaan wordt gemaakt. Beperken of ongedaan maken van schade kan bijvoorbeeld als volgt:
Wanneer bomen moeten worden omgezaagd waarin vleermuizen huizen. Dan kunnen een aantal maanden van tevoren gaasproppen in de boomholtes gestopt worden en vleermuizenkasten in de nabije omgeving opgehangen worden als nieuwe rustplaats.
Als de vleermuizen zelf een andere rustplek gevonden hebben kan de boom worden verwijderd. Daarmee is de schade aan de rustplaatsen teniet gedaan. Uit het onderzoek dat een opdrachtgever doet voorafgaand aan de kap-/snoeiopdracht moet in elk geval blijken dat er in redelijkheid alles aan gedaan is, om de schade te voorkomen, te beperken of teniet te doen. Het bewijs daarvan is dan bijvoorbeeld dat de beschermde diersoorten een nieuwe rustplek hebben gevonden.”
Omgevingswet teksten
De Omgevingswet stelt dat het verboden is wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of te vangen, opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen, eieren van vogels
te rapen en vogels opzettelijk te storen.
De omgevingswet stelt dat het verboden is in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen, deze dieren opzettelijk te verstoren, eieren van deze dieren in de natuur opzettelijk te vernielen of te rapen, de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze dieren te beschadigen of te vernielen, of planten van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel b, bij de Habitatrichtlijn of bijlage I bij het Verdrag van Bern, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.
De omgevingswet stelt dat het verboden is in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel A, bij deze wet, opzettelijk te doden of te vangen, de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in onderdeel a opzettelijk te beschadigen of te vernielen, of vaatplanten van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel B, bij deze wet, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.